Het graf met de helm

Wanneer ik op de Martinusbegraafplaats in het centrum van Sint-Oedenrode het graf van mijn ouders heb verzorgd, maak ik graag een ommetje en kom graven tegen van bekende en onbekende Rooienaren. Zo ook die van Josef Schrijnemaekers, het graf met de helm. Daarop staat 2 juli 1906 -12 mei 1940. Josef was geen Rooienaar maar zijn laatste uren waren daar wel. Hoe zouden die laatste dagen zijn geweest. De dagen voor 12 mei 1940?

Amsterdam, voorjaar 1939. Josef draait de brief een aantal keren om. Die was toch echt aan hem gericht. Een oproep om dienst te nemen in het Nederlandse leger. Josef begrijpt niet waarom hij wordt opgeroepen. Nederland heeft toch de neutraliteit uitgesproken. Waarom wordt er dan toch een leger gevormd? Hij wordt ingedeeld bij het legeronderdeel III-27 R.I. bij De Rips vak Bakel van de Peel-Raamstelling Noord-Brabant. Een heel andere omgeving dan het vertrouwde Amsterdam. De afgelopen maanden zijn onrustig geweest. Duitsland was vorig jaar Oostenrijk binnen gevallen. Mensen zijn ontevreden. Er is veel armoede en werkeloosheid.  Iedereen vraagt zich af wat de toekomst gaat brengen. Josef voelt de onrust in elke vezel van zijn lijf. Hoe moet hij dit uitleggen aan Klara en de kinderen. Maar ook het gevoel dat hij misschien zal moeten vechten tegen het land dat hem ook vertrouwd is: Duitsland. Hij heeft er immers zijn jeugd doorgebracht en zijn Klara is Duitse. Jozef heeft zorg over de toekomst

De Rips, winter 1939. Josef zit verkleumd in het veld. Om hem heen een paar groepjes bomen en verder alleen een witte winterse stilte. Met zijn kameraden wacht hij op instructies. Er moeten prikkeldraadversperringen en mijnenvelden aangelegd worden. Ook loopgraven en geschutopstellingen worden gegraven. Door de vrieskou is de grond bevroren en het vergt nog meer inspanning om die open te breken. Josef verlangt naar zijn gezin in Amsterdam. Het is bijna Kerstmis en het zal beslist een witte worden. Hoe gaat het met de kinderen en zijn Klara. Zij heeft het zwaar als Duitse en wordt vaak met achterdocht bekeken. De sfeer in de stad is naargeestig en hij weet dat er momenten zijn waarin zij verlangt naar haar vaderland wetende dat het vooral daar niet veilig is. Polen is inmiddels onder het Duitse geweld gevallen.Voorjaar 1940. De grond is langzaam ontdooid. Het werk wordt er alleen maar zwaarder op. Wat eerst een ijzige vlakte was, is nu een sompig moeras. Het is bijna geen doen om de taakstelling van de dag te halen. Josef heeft de indruk dat ook de legerleiding zich met de situatie geen raad weet. Toch is iedereen vastbesloten om, als het zover komt, de Duitsers buiten te houden.

Het is 7 mei. Dan komt het bericht van de legerleiding dat iedereen binnen moet blijven. Alle verloven zijn ingetrokken.
10 Mei en Josef wacht al drie dagen op wat er komen gaat. Hij is vastberaden en weet dat hij tot het uiterste zal gaan om zijn vaderland te verdedigen. Er komen alleen Duitse gevechtsvliegtuigen over. Zij hebben erop geschoten maar slagen er niet in om ze uit de lucht te schieten.

Na het avondeten komt de commandant met het bericht dat zij zich moeten terugtrekken. Josef kan zijn oren niet geloven. Geen Duitser gezien en toch alles achterlaten en waar naar toe? Er is niet genoeg vervoer om iedereen weg te krijgen. Ook zijn kameraden begrijpen er niets van. Waarom dan een stelling gebouwd om dan zonder slag of stoot de aftocht te blazen? Wanneer Josef zich realiseert wat er gaande is, is er geen vervoer meer en zal hij net als veel kameraden moeten lopen. Naar het noorden is verteld. Diep in de nacht vertrekt Josef met zijn vrienden richting Beek en Donk.

11 Mei. Wanneer Josef bij Beek en Donk aankomt, is de Laarbrug opgeblazen. Vertraging. Hij loopt door Mariahout naar Nijnsel en komt er laat in de middag aan. Ook daar de brug over de Dommel vernield. Opnieuw oponthoud.  Ze zagen lantarenpalen om, leggen die over het water en weten zo de Dommel over te steken. In de verte ziet Josef hoe de duisternis langzaam zich meester maakt van de omgeving. Samen met zijn kameraden houdt hij zich schuil in het bos van Diependaal. Josef is moe, uitgeput en verlangt alleen nog maar om te slapen. Kan niet schelen waar. Dan het bericht van hun commandant dat er slaapplaatsen bij boeren zijn geregeld. Wanneer hij met zijn kameraden aankomt op de Sloef krijgt hij eindelijk waar hij naar verlangd heeft. Uitgeput rolt hij op een strozak en valt in een bewusteloze slaap.

Sint-Oedenrode de ochtend van 12 Mei. Een frisse wind stroomt tussen de dakpannen van de zolder. Josef wordt wakker van een vreemd plofgeluid. Het duurt even voordat hij zich realiseert dat het kogels zijn die tegen de buitenmuur ketsen. Vlug pakt hij zijn geweer en buitelt de zoldertrap af. Zijn kameraden zijn hem net voorgegaan. Wanneer Josef buitenkomt, hoort hij het knetterende geluid van mitrailleurs. Dan een pijnscheut. Wanneer Josef op zijn knieën zakt, ziet hij even Klara spelend met hun zonen. Dan wordt het zwart, stil diep zwart…

Telkens als ik langs het graf van Josef loop, het graf met de helm, realiseer ik mij hoe kwetsbaar wij zijn en hoe fragiel onze vrijheid. In gedachte maak ik een diepe buiging uit respect voor Josef die niet de kans kreeg om met zijn gezin in vrijheid te leven zoals ik.

Dit verhaal is geschreven door Gloria van der Staak, Sint-Oedenrode, augustus 2024.